- brommen
- {{brommen}}{{/term}}1 [grommend geluid voortbrengen] 〈bijen〉 bourdonner ⇒ 〈hond〉gronder ⇒ 〈motor, apparaat〉ronronner2 [mopperen] bougonner3 [mompelen] marmonner⇒ grommeler4 [gevangen zitten] faire de la tôle5 [op een bromfiets rijden] rouler en vélomoteur♦voorbeelden:1 de beer bromt • l'ours grogne2 op een kind brommen • gronder un enfant3 in zijn baard brommen • grommeler entre ses dentshij bromde dat hij geen tijd had • il marmonna qu'il n'avait pas le temps…, wat ik je brom • …, je t'en fiche mon billet
Deens-Russisch woordenboek. 2015.